VOORPUBLICATIE - Filosofie Magazine

Hoe onze woorden de werkelijkheid vormen

Taal is waar we definiëren wat echt is en wat bestaat, schrijft Meredith Greer. ‘Zonder het juiste woord voor een ervaring leven we in eenzaamheid.’

06 november 2023, Filosofie Magazine
Beeld: Steve A. Johnson

Wanneer er voor een bepaalde ervaring of begrip geen woorden zijn, of wanneer we het niet eens zijn over de betekenissen van bepaalde woorden, maken we in de maatschappij waarin we leven ook geen ruimte voor de ervaring. Kunst heeft de mogelijkheid om complexe menselijke emoties en ervaringen te grijpen en vast te leggen waar woorden tekortschieten. Maar of die kunst ook door anderen begrepen wordt is afhankelijk van voorkennis, context, een gedeelde beeldtaal. Het begrip van kunst is afhankelijk van toegang tot een wereld van kunst en educatie. En juist in beelden wordt duidelijk hoeveel betekenissen volledig afhangen van interpretatie. Muziek kan emoties overbrengen, maar is altijd overgeleverd aan subjectiviteit en smaak. Wat voor de een klinkt als de uiting van hun meest intieme, innerlijke emotie, is voor de ander niets meer dan herrie.

Taal is een van onze weinige middelen, en ons meest nauwkeurige middel, om onze gedachten met anderen te delen. En wanneer ergens geen woorden voor zijn, erkennen we niet dat het bestaat. Als er geen woord voor is, kan ik er niet over praten, niet over schrijven, er niets over delen. Als er geen woord voor is blijven we in eenzaamheid leven, veroordeeld tot isolatie van anderen. Als er geen taal is voor de ervaring, rest er alleen abstractie zonder adequate uitleg, of het onuitgesprokene. Als er geen taal is, is er stilte.

Voorbijgangers

We geven namen aan dingen zodat we ze kunnen bespreken. Soms leer ik een nieuw woord dat eigenlijk niet te vertalen is, waar in het Nederlands of Engels geen term voor is, maar die een ervaring of perceptie beschrijft die ik meteen herken. Ik voel dan een ontzettende opluchting dat er een specifiek woord is om die specifieke ervaring te kunnen beschrijven en te delen. Voor het feit dat voldoende anderen die ervaring ook hadden om er een term voor te verzinnen.

Het woord ‘sonder’ bijvoorbeeld, een woord voor de intense realisatie dat iedereen, ook de toevallige voorbijganger die nu door je straat loopt, een leven heeft dat zich volledig buiten jouw blikveld afspeelt. Een leven dat net zo complex is als het jouwe, dat duizenden mensen raakt waar je het bestaan niet eens vanaf weet. Het woord werd pas in 2012 verzonnen door schrijver John Koenig, toen hij het opnam in zijn Dictionary of Obscure Sorrows, een project waarin hij probeerde nieuwe woorden te vinden voor emoties en ervaringen waar hij er geen voor had.

Wanneer er eenmaal een begrip is voor een ervaring, wordt het beter te bevatten. Wanneer we een nieuwe term introduceren, moeten we hem definiëren, en onderscheiden hem daarmee van andere gerelateerde ervaringen. Koenig schrijft dat het toewijzen van een naam impliceert dat we niet alleen zijn. De betekenis of ervaring krijgt een handvat om hem te delen. En wanneer die naam ook gebruikt, gedeeld en begrepen wordt door anderen, legitimeren we de ervaring. Het is troostend om te weten dat wat je wilt beschrijven ook buiten jou bestaat. Je bent niet alleen, er is een naam voor. We hebben woorden nodig om begrippen onderdeel te laten maken van onze gedeelde werkelijkheid.

Een gebrek aan woorden voor dingen die we niet willen bespreken, of alleen binnen bestaande, strakke kaders, is dus niet toevallig. Taal is politiek. Het is waar we met elkaar bepalen wat echt is, wat bestaat, en waar we definiëren wat we van dingen vinden door middel van de betekenis en implicaties van onze woorden. Het kost moeite om buiten die bestaande betekenissen te denken en ze ter discussie te stellen. Om je überhaupt te realiseren dat ze tekortschieten, tenzij je het zelf ervaart of een ander je erop wijst. Je ziet het telkens pas als je het doorhebt.

Smachtende woorden

In dit kader zijn discussies over taalgebruik en gender zo interessant. De weerstand die ontstaat tegen het gebruik van de term non-binair is fascinerend – zelfs in progressieve kringen, en juist bij mensen die zich vervolgens omdraaien en beklagen dat zij degenen zijn die worden beknot in hun expressie. Een van de veelgehoorde argumenten tegen het respecteren van een non-binaire identiteit, is dat het in de Nederlandse taal nou eenmaal heel onnatuurlijk is om voornaamwoorden te gebruiken die niet mannelijk of vrouwelijk zijn. De subtekst is: als het taalkundig onnatuurlijk voelt, is het verschijnsel dat waarschijnlijk ook. En als de taal zich niet gemakkelijk genoeg laat aanpassen binnen de bestaande regels, dan kun je dat ook niet van mensen verwachten. Alsof de Nederlandse taal nou eenmaal een onveranderlijke natuurkracht is die compleet samenvalt met de werkelijkheid.

Dat terwijl het concept van een non-binaire genderidentiteit allesbehalve nieuw is. Over de hele wereld zijn er vele verschillende niet-Westerse culturen die termen hebben voor genderfluïde identiteiten. Het is met name het Westen dat de wereld wilde verdelen in een rigide binaire genderverhouding. En het Westen dat zijn cultuur, taal en wereldvisie met geweld opdrong aan anderen.

Door de millennia heen zijn er talloze talen en culturen verloren gegaan. Hoeveel betekenissen zijn we daarmee kwijtgeraakt? Begrippen die ooit vanzelfsprekend waren, en nu door niemand meer gekend of benoemd? Ik stel me voor dat ze om ons heen zweven, constant net buiten ons zicht of bereik, smachtend naar het moment dat iemand ze zich herinnert en weer in de mond neemt.

Troostende taal

Filosofen hebben hun hoofden stukgedacht op taal. Op de vragen of er betekenis bestaat buiten taal. Of de taal die we spreken onze gedachten vormt en bepaalt hoe we de wereld zien. Of onze perceptie van tijd, afstand en kleur gevormd worden door de manieren waarop we ze beschrijven. Het idee dat taal bepalend is voor ons denken en hoe we de wereld zien – of we bijvoorbeeld rood en roze als andere kleuren beschouwen omdat er andere namen voor zijn, terwijl we blauw vermengd met wit alleen lichtblauw noemen – wordt linguïstisch determinisme genoemd, ook wel de Sapir-Whorfhypothese. Volgens de iets genuanceerdere variant, linguïstisch relativisme, hebben taal, grammatica en ons gebruik ervan invloed op onze gedachten, onze beslissingen en ons wereldbeeld. Ze zijn niet allesbepalend, maar dragen wel bij.

Koenig schreef hoe troostend het is om een gedeeld begrip te vinden waarmee je ervaringen met elkaar kunt delen. En het is duidelijk hoe eenzaam en isolerend het is, als taal tekortschiet. Maar taal heeft dus ook een vormende werking. Zonder woorden, kunnen we onze ervaringen ook niet uitleggen aan anderen die ze niet hebben gehad. Als we het woord nooit vinden of verzinnen, en het begrip dus ook nooit onderdeel wordt van onze gedeelde culturele werkelijkheid, blijven hordes mensen blind voor wat er om hen heen gebeurt. Hetgeen waar geen woord voor is, bestaat niet. De tekortschietende woorden die wel bestaan, worden over de onuitgesproken ervaring gedrukt, tot ze onze gedeelde perceptie van de wereld verwringen. Als er geen taal is, overstemt de ruis de stilte.

Next
Next

Essay: Rites de passage